Q: Op welke leeftijd ben je begonnen met sporten?
A: “Op mijn achtste ben ik begonnen met voetbal en tennis. Tot mijn zestiende heb ik fanatiek aan tennis gedaan. Met voetbal ben ik een paar jaar eerder gestopt, omdat het lastig was om dit te combineren. Ik ging namelijk voor tennis naar een LOOT-school, waar een combinatie tussen studie en topsport mogelijk werd gemaakt.”
Q: Wanneer ben je begonnen met waterpolo?
A: “Op mijn zestiende ben ik begonnen met waterpolo (een beetje aan de late kant). Vanwege veel blessures en minder plezier in het spel ben ik gestopt met tennis en heb ik de overstap naar het waterpolo gemaakt.”
Q: Was dit je eigen keuze of hadden je ouders je hierin gestuurd?
A: “Op advies van mijn vader ben ik een keer een waterpolotraining gaan meedoen bij de vereniging in mijn woonplaats. Mijn vader, moeder en zus hebben namelijk altijd waterpolo gespeeld. Zodoende ben ik ook in het zwembad terecht gekomen. Bovendien leek het me leuk om weer een teamsport te gaan beoefenen.”
Q: Hoeveel uur trainde je per week?
A: “Ik begon met twee à drie trainingen per week. De eerste jaren vooral recreatief. Dit kwam neer op circa drie tot vierenhalf uur training per week.”
Q: Steeg het aantal trainingsuren naarmate je ouder werd?
A: “Al vrij snel kreeg ik de smaak te pakken en werd ik enthousiaster en fanatieker. In de loop der jaren ben ik dan ook meer gaan trainen. Omdat ik merkte dat ik meer aanleg en drive had dan de meeste jongens in mijn team, heb ik besloten om naar een andere vereniging te gaan. Zo kon ik meer en op een hoger niveau trainen en spelen.”
Q: Hoeveel tijd spendeerde je aan wedstrijden in de week?
A: “Normaal gesproken heb je ieder weekend een wedstrijd. Een waterpolowedstrijd duurt vier keer 8 minuten, netto speeltijd. Dit komt neer op circa 1 tot 1,5 uur per wedstrijd. Een enkele keer heb je een wedstrijdweekend en moet je dus op zaterdag en zondag spelen.”
Q: Was het moeilijk om voldoende aantal uren te trainen als je school had?
A: “Nee, deze combinatie gaat altijd heel goed. Zeker omdat de trainingen van het waterpolo laat op de avond plaatsvinden, waardoor dat eigenlijk geen problemen geeft in combinatie met school. Overigens heeft school (en later ook werk) bij mij wel altijd voorrang gehad, wetende dat je met waterpolo je brood niet kan verdienen (daar is de sport helaas te klein en amateuristisch voor in Nederland).”
Q: Hield je school rekening met het feit dat je een sport beoefende?
A: “Mijn middelbare school deed dat wel, omdat het een speciale LOOT-school was. Dan hoefde je bepaalde vakken niet te volgen en kreeg je vrijstellingen. Ook mocht je eerder weg voor trainingen of wedstrijden. Daarnaast kreeg je persoonlijke begeleiding vanuit school en werd je opgehaald met een busje om naar de training te gaan. Heel leuk want er zaten dus allemaal (toekomstige) topsporters op deze school. Later op mijn hogeschool werd er eigenlijk geen rekening mee gehouden. Maar door goed te plannen was dat ook helemaal geen probleem.”
Q: Hadden je trainingen en je wedstrijden en je wedstrijden invloed op je schoolresultaten?
A: “Nee, dat heeft het nooit gehad. Als dat wel het geval zou zijn geweest, dan zou ik ook minder zijn gaan sporten. Zoals ik al zei heeft studie/werk altijd mijn hoogste prioriteit gehad.”
Q: Op welke leeftijd zat je op hoogste niveau binnen waterpolo?
A: “Op mijn 21e speelde ik voor het eerst een seizoen in de Eredivisie. De eerste jaren speelde ik tegen degradatie en de laatste jaren heb ik om de prijzen meegespeeld. Een heel gave ervaring!”
Q: Wat is je mooiste prestatie die je hebt behaald met waterpolo?
A: “Ik heb de supercup gewonnen en ik heb de halve finale van de play-offs voor het landskampioenschap gespeeld.”
Q: Heb je lichamelijk iets overgehouden aan waterpolo?
A: “Nee, gelukkig niet! Sinds ik ben gaan waterpoloën heb ik eigenlijk nauwelijks last van blessures gehad in tegenstelling tot mijn tennisperiode. Dus ook in dat opzicht is het een goede keuze geweest om over te stappen naar het waterpolo.”
Q: Op welke leeftijd ben je gaan werken? Is waterpolo goed te combineren met werk, een relatie en eventueel kinderen?
A: “Na mijn studie ben ik op mijn 23e meteen gaan werken. Ik heb nog geen kinderen en op dit moment ook geen vriendin, dus dat scheelt inderdaad veel tijd. Ik moet wel zeggen dat alleen al de combinatie met een 40-urige werkweek behoorlijk zwaar is. Er blijft weinig tijd over. Aan de andere kant geeft het mij ook veel energie en ontspanning om ’s avonds in het zwembad te kunnen springen.”
Q: Hoe beoefen je nu nog je sport?
A: “Ik beoefen de sport nog steeds op hetzelfde niveau. Ik ben nog steeds actief in de Eredivisie en train drie à vier avonden in de week. Zolang ik het kan combineren met mijn werk wil ik nog wel een aantal jaren blijven waterpoloën op dit niveau.”
Q: Zou je het andere mensen aanraden om zo vaak met sport bezig te zijn?
A: “Ik raad zeker iedereen aan om te sporten. Vooral omdat je er heel veel plezier en voldoening uit kan halen. Daarnaast is het ook nog eens goed voor je gezondheid. Heel intensief en op hoog niveau sporten is echter wel een ander verhaal. Het vergt namelijk ontzettend veel toewijding, discipline en doorzettingsvermogen. Zeker als je het naast je werk doet. Dus dan moet je het ook wel super leuk vinden, anders houd je het niet vol. Plezier en passie zijn daarom eigenlijk de belangrijkste ingrediënten om zo veel te sporten. Overigens is het ook heel leerzaam, want je leert samenwerken, incasseren (met tegenslag omgaan), onder druk presteren, afspraken nakomen, plannen, doelen stellen en nastreven. Veel dingen die in je carrière van pas kunnen komen.”
Wil je meer van zulke verhalen lezen?